africhten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  africhten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
africhten
richtte af
afgericht
zwak -t volledig

Werkwoord

africhten

  1. overgankelijk door middel van oefening voor iets geschikt maken
    • De hond werd afgericht. 
    • Het is de vrouw vrij aardig gelukt haar wat al te slordige man af te richten. Daar werden ze allebei gelukkiger van. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord africhten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Werkwoord

africhten

  1. africhten; door middel van oefening voor iets geschikt maken

Veluws

Werkwoord

africhten

  1. africhten; door middel van oefening voor iets geschikt maken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.