afscheidden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afscheidden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·scheid·den

Werkwoord

vervoeging van
afscheiden

afscheidden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afscheiden
    • ...dat wij afscheidden. 
    • ...dat jullie afscheidden. 
    • ...dat zij afscheidden. 
  2. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van zich afscheiden
    • ...dat wij ons afscheidden. 
    • ...dat jullie je afscheidden. 
    • ...dat zij zich afscheidden. 

Gangbaarheid

  • Het woord afscheidden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.