afscheidt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afscheidt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·scheidt

Werkwoord

vervoeging van
afscheiden

afscheidt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afscheiden
    • ... dat jij afscheidt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afscheiden
    • ... dat hij afscheidt. 
  3. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich afscheiden
    • ... dat jij je afscheidt. 
  4. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich afscheiden
    • ... dat hij zich afscheidt. 

Gangbaarheid

  • Het woord afscheidt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.