afspraken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afspraken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·spra·ken

Zelfstandig naamwoord

deafsprakenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afspraak
     ‘Ik weet eigenlijk wel zeker dat hij diep in zijn hart had gehoopt dat zijn moeder hem tegen de afspraken in zou bellen.[1]

Werkwoord

vervoeging van
afspreken

afspraken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afspreken
    • ...dat wij afspraken. 
    • ...dat jullie afspraken. 
    • ...dat zij afspraken. 

Gangbaarheid

  • Het woord afspraken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.