afvlakt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afvlakt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·vlakt

Werkwoord

vervoeging van
afvlakken

afvlakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvlakken
    • ... dat jij afvlakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvlakken
    • ... dat hij afvlakt. 
     Het is een leugen die je jezelf hebt verteld waarmee je datgene afvlakt wat pijn doet.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afvlakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Strayed, Cherl
    “Schitterende kleine dingen” (2021), Thomas Rap , ISBN 9789400408784
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.