afvoerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afvoerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·voer·de

Werkwoord

vervoeging van
afvoeren

afvoerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afvoeren
    • ... dat ik afvoerde. 
    • ... dat jij afvoerde. 
    • ... dat hij, zij, het afvoerde. 
     Ik vertelde over de dag waarop ik thuiskwam en zag dat een politieagent mijn moeder geboeid afvoerde, wat iedereen kon zien.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afvoerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Amanda Dykes
    “De vondeling van Venetië” (2023), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789029735353
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.