afvroeg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afvroeg (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfruɣ/
Woordafbreking
- af·vroeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvragen |
afvroeg
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van zich afvragen
- ... dat ik me afvroeg.
- ... dat jij je afvroeg.
- ... dat hij, zij, het zich afvroeg.
- ... dat ik me afvroeg.
Synoniemen
- ▸ Aan de ene kant zat het internetverhaal haar niet lekker, terwijl ze zich aan de andere kant afvroeg of ze hier nu wel ophef over moest maken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord afvroeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.