afvroegen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afvroegen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfruɣə(n)/
Woordafbreking
- af·vroe·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvragen |
afvroegen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van zich afvragen
- ...dat wij ons afvroegen.
- ...dat jullie je afvroegen.
- ...dat zij zich afvroegen.
- ...dat wij ons afvroegen.
Synoniemen
- ▸ Een ogenblik bleef ze om zich heen staan kijken, terwijl wij allemaal onze adem inhielden en ons afvroegen of we ons wel behoorlijk verborgen hadden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord afvroegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Victoria Holt“De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.