aggregeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aggregeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ag·gre·geer

Werkwoord

vervoeging van
aggregeren

aggregeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aggregeren
    • Ik aggregeer. 
  2. gebiedende wijs van aggregeren
    • Aggregeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aggregeren
    • Aggregeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord aggregeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.