aggregeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aggregeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ag·gre·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aggregeren
aggregeerde
geaggregeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

aggregeren

  1. samenplaatsen, samenvoegen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord aggregeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.