aimabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aimabel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ai·ma·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beminnelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1777 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aimabelaimabeleraimabelst
verbogen aimabeleaimabelereaimabelste
partitief aimabelsaimabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

aimabel

  1. aardig
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aimabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.