alarmeerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alarmeerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • alar·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
alarmeren

alarmeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van alarmeren
    • Ik alarmeerde. 
    • Jij alarmeerde. 
    • Hij, zij, het alarmeerde. 
     Haar komst alarmeerde me.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord alarmeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.