ambieerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ambieerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • am·bi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
ambiëren

ambieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ambiëren
    • Ik ambieerde. 
    • Jij ambieerde. 
    • Hij, zij, het ambieerde. 
     Het louter verzamelen van knipsels over zaken die sinds 1993 in de publiciteit waren gekomen en dat achter aan het oude boek plakken, ambieerde ik niet.[1]
     Hij ambieerde duidelijk een wetenschappelijke carrière, profileerde zich in het land en daarbuiten.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord ambieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. 1 2
    Kolfschooten, Frank van
    “Ontspoorde wetenschap” (2012), De Kring, ISBN 9789491567087
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.