amplificeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: amplificeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- am·pli·fi·ceert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
amplificeren |
amplificeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amplificeren
- Jij amplificeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amplificeren
- Hij amplificeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amplificeren
- Amplificeert!
- ▸ Zoals de radio het luisteren amplificeert en tegelijkertijd het zien reduceert, amplificeert de televisie het zien en reduceert zij het luisteren of voelen.[1]
Verwijzingen
- ↑ Babette Hellemans“Cultuur” (2014), Amsterdam University Press , ISBN 9789089646040
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.