ansprechen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  ansprechen    (hulp, bestand)
  • IPA: [ˈanˌʃpʁɛçn̩]
Woordafbreking
  • an·spre·chen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

ansprechen

  1. overgankelijk aanspreken, toespreken, benaderen met een vraag of betoog
  2. overgankelijk aansnijden, ter sprake brengen
  3. overgankelijk aanspreken, bevallen
  4. onovergankelijk aanspreken, in de smaak vallen
  5. onovergankelijk reageren op de gewenste manier
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.