apfel

Middelhoogduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse apful

Zelfstandig naamwoord

apfel

  1. (fruit) appel; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.