apfel
Middelhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Oudhoogduitse apful
Zelfstandig naamwoord
apfel
- (fruit) appel; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Schrijfwijzen
- appel
- epfel
- öpfel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.