apocopeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  apocopeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • apo·co·peer

Werkwoord

vervoeging van
apocoperen

apocopeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apocoperen
    • Ik apocopeer. 
  2. gebiedende wijs van apocoperen
    • Apocopeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apocoperen
    • Apocopeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord apocopeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.