apocopeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: apocopeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- apo·co·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
apocoperen |
apocopeerde
- enkelvoud verleden tijd van apocoperen
- Ik apocopeerde.
- Jij apocopeerde.
- Hij, zij, het apocopeerde.
- Ik apocopeerde.
Gangbaarheid
- Het woord apocopeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.