appease
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: appease (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ap·pea·se
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels
Werkwoord
vervoeging van |
---|
appeasen |
appease
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appeasen
- Ik appease.
- gebiedende wijs van appeasen
- Appease!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appeasen
- Appease je?
- aanvoegende wijs van appeasen
Gangbaarheid
- Het woord appease staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Engels
Uitspraak
- Geluid:
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to appease |
he/she/it | appeases |
verleden tijd | appeased |
voltooid deelwoord |
appeased |
onvoltooid deelwoord |
appeasing |
gebiedende wijs | appease |
Werkwoord
appease
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- appeasement, appeaser
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.