appease

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  appease    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ap·pea·se
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels

Werkwoord

vervoeging van
appeasen

appease

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appeasen
    • Ik appease. 
  2. gebiedende wijs van appeasen
    • Appease! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appeasen
    • Appease je? 
  4. aanvoegende wijs van appeasen

Gangbaarheid

  • Het woord appease staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Engels

Uitspraak
  • Geluid:
vervoeging
onbepaalde wijs to  appease 
he/she/it  appeases 
verleden tijd  appeased 
voltooid
deelwoord
 appeased 
onvoltooid
deelwoord
 appeasing 
gebiedende wijs  appease 

Werkwoord

appease

  1. overgankelijk appeasen, tot bedaren brengen, kalmeren
  2. overgankelijk verzoenen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.