arbeiders

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arbeiders    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·bei·ders

Zelfstandig naamwoord

dearbeidersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord arbeider
     Het Grand Hotel was al in 1893 klaar, het sanatorium tien jaar later, aan de zuidkant van de spoorweg werden grote villa's gebouwd, de huizen van de arbeiders kwamen aan de noordkant.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord arbeiders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ɑɾbæjdəʃ /, / ɑɾˈbæjdəʃ /
Woordafbreking
  • ar·bei·ders
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

arbeiders

  1. genitief onbepaald mannelijk enkelvoud van arbeider
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.