arbitreer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arbitreer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·bi·treer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
arbitreren |
arbitreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arbitreren
- Ik arbitreer.
- gebiedende wijs van arbitreren
- Arbitreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arbitreren
- Arbitreer je?
Gangbaarheid
- Het woord arbitreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.