asistir

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /a.sisˈtiɾ/
Woordafbreking
  • a·sis·tir

Werkwoord

asistir

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
asistir
asistía
asistido
volledig
  1. onovergankelijk bijwonen, aanwezig zijn bij
  2. overgankelijk assisteren, helpen
  3. (medisch) verplegen, behandelen, bezorgen
Synoniemen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.