baisser

Niet te verwarren met: baiser

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  baisser    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɛ.se/, /be.se/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Volkslatijn bassiare (afgeleid van bassus “onder, neer”). [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
baisser
baissais
baissé
eerste groep volledig

Werkwoord

baisser

  1. overgankelijk naar beneden doen
    «Baisser les glaces d’une voiture.»
    De ramen van een auto naar beneden doen.
  2. wederkerend se ~: bukken
  3. onovergankelijk dalen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.