bancair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bancair    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ban·cair
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met betrekking tot banken’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • afgeleid van het Franse bancaire of van bank met het achtervoegsel -air [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bancairbancairderbancairst
verbogen bancairebancairderebancairste
partitief bancairsbancairders-

Bijvoeglijk naamwoord

bancair

  1. van, als van, behorend bij een bank
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bancair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.