bandageer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bandageer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ban·da·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bandageren |
bandageer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bandageren
- Ik bandageer.
- gebiedende wijs van bandageren
- Bandageer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bandageren
- Bandageer je?
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.