bandageerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bandageerde    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑndaˈʒerdə/
Woordafbreking
  • ban·da·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
bandageren

bandageerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bandageren
    • Ik bandageerde. 
    • Jij bandageerde. 
    • Hij, zij, het bandageerde. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.