bankieren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bankieren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ban·kie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bankieren
bankierde
gebankierd
zwak -d volledig

Werkwoord

bankieren

  1. inergatief de geldzaken regelen met een bank of financiële instelling
    • Een groot gedeelte van het midden- en kleinbedrijf bankiert bij die bank. 
    • Er wordt steeds meer via het internet gebankierd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bankieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.