bankieren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bankieren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ban·kie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bankieren |
bankierde |
gebankierd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bankieren
- inergatief de geldzaken regelen met een bank of financiële instelling
- Een groot gedeelte van het midden- en kleinbedrijf bankiert bij die bank.
- Er wordt steeds meer via het internet gebankierd.
Hyponiemen
- internetbankieren, schatkistbankieren, telebankieren, thuisbankieren
Afgeleide begrippen
- bankiersclearing, bankierseed, bankiershuis
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bankieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bankieren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.