barbecueën

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
barbecueënbarbecueënd
barbecuegebarbecued
Uitspraak
  • Geluid:  barbecueën    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑrbəˌkjuwə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bar·be·cue·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
barbecueën
barbecuede
gebarbecued
zwak -d volledig

Werkwoord

barbecueën

  1. inergatief (kookkunst) een maaltijd bereiden op een open vuur in de open lucht, meestal gebruikt men houtskool als brandstof
    • - Zullen we vanavond barbecueën? 
    • - Belangrijkste tip: til nooit ongevraagd de deksel van iemand anders op. Dat heeft alles te maken met de temperatuurbeheersing, zowel van vlees als van vuur; het belangrijkste aspect van barbecueën. Om dat goed te kunnen regelen, is geduld nodig. [1] 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

  • Het woord barbecueën staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sam de Voogt 9 mei 2016 NRC
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.