batik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  batik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·tik
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘gebatikte doek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1721 [1]

Werkwoord

vervoeging van
batikken

batik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
    • Ik batik. 
  2. gebiedende wijs van batikken
    • Batik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
    • Batik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord batik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.