beangstig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beangstig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·ang·stig

Werkwoord

vervoeging van
beangstigen

beangstig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beangstigen
    • Ik beangstig. 
  2. gebiedende wijs van beangstigen
    • Beangstig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beangstigen
    • Beangstig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beangstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.