beboeten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beboeten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·boe·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beboeten
beboette
beboet
zwak -t volledig

Werkwoord

beboeten

  1. overgankelijk een boete uitdelen aan een persoon
    • De agenten waren de foutparkeerders aan het beboeten. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beboeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.