bemergel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bemergel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·mer·gel

Werkwoord

vervoeging van
bemergelen

bemergel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemergelen
    • Ik bemergel. 
  2. gebiedende wijs van bemergelen
    • Bemergel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemergelen
    • Bemergel je? 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.