bemeten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bemeten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·me·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van meten met het voorvoegsel be-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bemetenbemetenerbemetenst
verbogen bemetenste
partitief bemetensbemeteners-

Bijvoeglijk naamwoord

bemeten

  1. door meting afgeperkt
    • Hij bewoonde een ruim bemeten woning. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bemeten
bemat
bemeten
klasse 5 volledig

Werkwoord

bemeten

  1. overgankelijk iets aan een (af)meting onderwerpen
    • Zij bematen het stuk land. 

Werkwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van bemeten: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: bemeten…
geen verbogen vorm

bemeten

  1. voltooid deelwoord van bemeten

Gangbaarheid

  • Het woord bemeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.