benoem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  benoem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·noem

Werkwoord

vervoeging van
benoemen

benoem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benoemen
    • Ik benoem. 
  2. gebiedende wijs van benoemen
    • Benoem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benoemen
    • Benoem je? 

Gangbaarheid

  • Het woord benoem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.