bepissen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bepissen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·pis·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bepissen
bepiste
bepist
zwak -t volledig

Werkwoord

bepissen

  1. overgankelijk op iemand of iets urineren
    • De boeren Reintje hitsten
      De honden op het lijf,
      Die Reintje vaâr bepisten,
      Om 't elementsch bedrijf. [1]
       

Gangbaarheid

  • Het woord bepissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Sprookje van Reintje de Vos.
    Joost van den Vondel
    ca 1627.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.