beroepen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beroepen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·roe·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beroepen
beriep
beroepen
klasse 7 volledig

Werkwoord

beroepen

  1. wederkerend ~ op: zijn positie verdedigen door te verwijzen naar een bestaande regel of wet
    • Hij beriep zich op de wet op vrije nieuwsgaring. 
     Haar verdediging beriep zich echter op het feit dat ze hen toch moeilijk ongegeneerd aan kon staan gapen.[2]
  2. overgankelijk iemand vragen de verantwoordelijkheden van voorganger van een kerkelijke gemeente op zich te nemen
    • Men beriep hem het volgende jaar in Kampen. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deberoepenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beroep

Werkwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van beroepen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: beroepen…
geen verbogen vorm

beroepen

  1. voltooid deelwoord van beroepen

Gangbaarheid

  • Het woord beroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.