beschik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beschik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·schik

Werkwoord

vervoeging van
beschikken

beschik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken
    • Ik beschik. 
  2. gebiedende wijs van beschikken
    • Beschik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken
    • Beschik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beschik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.