bespijker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bespijker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·spij·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bespijkeren |
bespijker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespijkeren
- Ik bespijker.
- gebiedende wijs van bespijkeren
- Bespijker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespijkeren
- Bespijker je?
Gangbaarheid
- Het woord bespijker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.