beval

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beval    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·val

Werkwoord

vervoeging van
bevallen

beval

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevallen
    • Ik beval. 
  2. gebiedende wijs van bevallen
    • Beval! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevallen
    • Beval je? 

Werkwoord

vervoeging van
bevelen

beval

  1. enkelvoud verleden tijd van bevelen
    • Ik beval. 
    • Jij beval. 
    • Hij, zij, het beval. 
     Ze beval zichzelf naar rechts te kijken.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord beval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.