bewapen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bewapen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·wa·pen

Werkwoord

vervoeging van
bewapenen

bewapen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewapenen
    • Ik bewapen. 
  2. gebiedende wijs van bewapenen
    • Bewapen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewapenen
    • Bewapen je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bewapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.