bewapenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bewapenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈwapənə(n)/ (4 lettergrepen)
    • (Limburg): /bə.ˈwaː.pə.nə(n)/
Woordafbreking
  • be·wa·pe·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van wapen met het voorvoegsel be- of afgeleid van wapenen met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bewapenen
bewapende
bewapend
zwak -d volledig

Werkwoord

bewapenen

  1. overgankelijk iets of iemand van wapens voorzien
    • De opstandelingen werden door het buurland bewapend. 
    • Door de dreiging werden de forten weer bewapend. 
  2. wederkerend zich ~: wapens uit hun opslag halen en gaan dragen
    • De politie bewapende zich met zwaarder materieel om aan de bendeoorlog een einde te kunnen maken. 
    • Door de internationale spanningen gingen de verschillende landen zich weer bewapenen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bewapenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.