bezegel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezegel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·ze·gel

Werkwoord

vervoeging van
bezegelen

bezegel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezegelen
    • Ik bezegel. 
  2. gebiedende wijs van bezegelen
    • Bezegel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezegelen
    • Bezegel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bezegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.