bezegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezegelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·ze·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezegelen
bezegelde
bezegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

bezegelen [1]

  1. overgankelijk een zegel aanbrengen op
  2. overgankelijk bekrachtigen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.