bezeilen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezeilen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·zei·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezeilen
bezeilde
bezeild
zwak -d volledig

Werkwoord

bezeilen

  1. overgankelijk met een zeilboot of -schip bevaren
    • Hij bezeilde alle wereldzeeën. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Er viel geen land met hem te bezeilen.
Hij was volledig onhandelbaar.
  Op een relaxte manier, anders gooide de tweeling zeker hun kont tegen de krib en was er de komende uren geen land met hen te bezeilen. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord bezeilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.