bijpraatte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijpraatte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bij·praat·te

Werkwoord

vervoeging van
bijpraten

bijpraatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijpraten
    • ... dat ik bijpraatte. 
    • ... dat jij bijpraatte. 
    • ... dat hij, zij, het bijpraatte. 

Gangbaarheid

  • Het woord bijpraatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.