bima's

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bima's    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbimas/
Woordafbreking
  • bi·ma's
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

debima'smv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bima
    • Alle rabbijnen, inclusief ikzelf, lazen zijn boodschap van standvastigheid en trots vanaf de bima's (spreekgestoelten) van de synagogen van Berlijn. [2]
Synoniemen
  • biemes (Jiddisch meervoud)
  • bimot (Hebreeuws gevormd meervoud)

Gangbaarheid

  • Het woord bima's staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Zyl, W. van der
    "Ingezonden. Baeck-protest 8" in: Nieuw Israelietisch Weekblad jrg. 117 nr. 30 (23 april 1982)
    ; p. 23 kol. 3; geraadpleegd 2016-01-11
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.