bivakkeerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bivakkeerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bi·vak·keer·de

Werkwoord

vervoeging van
bivakkeren

bivakkeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bivakkeren
    • Ik bivakkeerde. 
    • Jij bivakkeerde. 
    • Hij, zij, het bivakkeerde. 
     Na de dood van Moniek bivakkeerde ik in een zwart gat.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord bivakkeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.