blameer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blameer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bla·meer

Werkwoord

vervoeging van
blameren

blameer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blameren
    • Ik blameer. 
  2. gebiedende wijs van blameren
    • Blameer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blameren
    • Blameer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord blameer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.