blinden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blinden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblɪndə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • blin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blinden
blindde
geblind
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

  1. overgankelijk van het gezichtsvermogen beroven
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

deblindenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blinde
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord blind

Gangbaarheid

  • Het woord blinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
blindar

blinden

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.