bogo
Oudhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *bugô
Zelfstandig naamwoord
bogo
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening
- Middelhoogduits: boge
- Duits: Bogen
- Jiddisch: בויגן (boygn)
- Luxemburgs: Bou
- Riograndenser Hunsrückisch: Bohe
Oudnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *bugô
Zelfstandig naamwoord
bogo
Overerving en ontlening
- Middelnederlands: boge, bōge, boghe
Verwijzingen
Oudsaksisch
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *bugô
Zelfstandig naamwoord
bogo
Overerving en ontlening
- Middelnederduits: bage, boge
- Nedersaksisch: Bagen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bogar |
bogo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van bogar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.